De VVD Harderwijk-Hierden heeft naar aanleiding van hetgeen beschreven staat in zowel de woonvisie, de doorvertaling van de uitvoeringsagenda van de woonvisie en de gesprekken met de omwonenden die 44 huishoudens vertegenwoordigen in en rondom de Stadsdennenweg vragen gesteld aan het college van B&W.
Voor de genoemde locatie, voorheen bekend als tuincentrum Flora Jozina, is door een ontwikkelaar een plan aan de buurt gepresenteerd op 20 januari 2020. Deze plannen bestaan uit een groot aantal appartementen (70-80 stuks) met een behoorlijke aantal blokken en bouwhoogte. Op 28 januari is door omwonenden van de Stadsdennenweg 10 een brief gestuurd aan het college met de bezwaren die zij hebben tegen dit plan. Waarna op 19 februari 2020 een gesprek heeft plaatsgevonden met wethouder de Jong. Hierin is duidelijk geworden dat het met name een zaak voor de buurt is het gesprek, met hun bezwaren, te blijven voeren met de ontwikkelaar. Als VVD Harderwijk-Hierden hebben wij hierna ook gesproken met omwonenden die 44 huishoudens vertegenwoordigen. Hierin hebben wij aangegeven dat bij de ontwikkeling van bouwplannen de participatie van belanghebbenden en omwonenden een belangrijk is, net zoals de visie op de ontwikkeling vanuit de gemeente. Voorts zijn er nog een tweetal overleggen geweest tussen de omwonenden en de ontwikkelaar, waarbij het plan op onderdelen minimaal is aangepast en het bezwaar van de buurt niet heeft kunnen wegnemen. In het laatste overleg van 21 september jl. is vastgesteld dat er een onoverbrugbaar verschil zit in de wensen van de buurt en de plannen van ontwikkelaar.
De vragen die de VVD Harderwijk-Hierden gesteld heeft aan het college van B&W zijn de volgende:
1. Op welke wijze is het college op de hoogte en onderdeel van de gesprekken tussen de ontwikkelaar en omwonenden? (Wat is de rol van de gemeente hierin?)
2. Op welke wijze neemt het college daarin ook de verantwoordelijkheid om de belangen van omwonenden te borgen en deze planontwikkeling niet een ‘gevecht’ te laten zijn tussen buurt en ontwikkelaar?
3. Stuurt het college bij de herontwikkeling van deze locatie naar mogelijke woningbouw ook op de uitvoeringsagenda van de woonvisie? Op welke manier en vanuit welke betrokkenheid?
4. In hoeverre is het college het met de VVD Harderwijk-Hierden eens dat niet elke inbreidingslocatie een maximalisatie van het aantal te realiseren goedkope sociale huur en huur appartementen hoeft te zijn gezien de uitvoeringsagenda van de Woonvisie?
5. In hoeverre is het college het met de VVD eens dat voor de ontwikkeling van dit terrein tot woningbouw ook een plan met een combinatie van goedkopere koop en duurdere koop tot de mogelijkheden behoort? Zou dit niet stukken beter passend zijn in de historie en huidige opzet van de wijk?
6. In hoeverre past daarin de realisatie van zogenoemde levensloopbestendige- /zorgwoningen of een Knarrenhof als mogelijke ontwikkeling van deze